Vannacht heb ik raar gedroomd. In mijn droom was ik in Kreta. Ik mocht daar een week lang het huis van onze koninklijke familie gebruiken, want, zo had Willem-Alexander mij hoogst persoonlijk uitgelegd, ik had immers een aanzienlijk bedrag aan belastingen afgedragen in mijn leven. “Gewoon, om een kleinigheidje terug te doen,” had hij gezegd.
In de villa leunde ik over het hek van de buren, toen daar een stokoude man kwam aanstrompelen over de gigantische gazons van de villa naast die waar ik zat. Toen hij de plaats naderde waar ik – nogal schaamteloos eigenlijk – hun tuin stond te beschouwen, groette hij met een knik van zijn hoofd.
“Mooi weer vandaag, nietwaar?” zei ik gewoon in het Nederlands. Blijkbaar had mijn droom-ego er niet aan gedacht dat de oude man wel eens een buitenlander zou kunnen zijn. Dat viel mee:
“Véél te mooi!” was het antwoord.
“Houdt U niet van zon?” vroeg ik.
“Nee, eigenlijk niet,” zei de grijsaard met een sombere blik in de ogen. “Bij dit weer is het veel te gemakkelijk om bommen te gooien of raketten af te schieten.”
“Maar hier in Griekenland gooien ze toch geen bommen af?” vroeg ik enigszins verbijsterd.
“Nog niet, misschien, maar als mijn jongste zoon zijn zin krijgt zal dat niet lang meer duren!”
Ik stond even na te denken over de onheilspellende boodschap. Net toen ik mezelf geruststelde met de gedachte dat Willem-Alexander wel iets zou weten te bedenken tegen het gevaar van bommen op zijn huis, vroeg de bejaarde man:
“Die huisbaas van jou, dat is toch een koning?”
“’t Is maar hoe je het bekijkt: bij het kaarten kan je hem net zo goed een boer noemen,” grapte ik bijdehand. “Samen met Maxima heb je dan al boer-vrouw-heer.”
“Geen grapjes, jongeman!” vermaande de man mij. “Ik wil dat je iets voor mij doet. Ik wil dat je die huisbaas van je belt en hem zegt, dat mijn jongste jongen gek geworden is. Dat hij ontoerekeningsvatbaar is, of hoe noemen jullie dat in het Westen? En dat jouw koning dus zijn vriendjes en vriendinnetjes in Europa bij elkaar moet roepen en ze dan met zijn vijfentwintigen die jongen van mij eens goed mores moeten komen leren. Anders loopt het slecht met jullie af!”
Bedrukt om zó veel onheilsberichten keek ik de oude man aan en vroeg:
“En wie mag ik zeggen dat me dit verteld heeft?”
“Zeg maar dat Wladimir Spiridonovitsj je heeft gewaarschuwd. Dan begrijpen ze het wel,” zei de grijsaard, terwijl hij leunend op een stok wegslenterde in de richting van de enorme villa naast die van de koninklijke familie. Ik pakte mijn mobiele telefoon en draaide het nummer van Paleis Noordeinde. Nét toen er opgenomen werd, werd ik wakker van de ringtoon van mijn mobieltje. “Onze Oekraïners” wilden weten of we nog iets nodig hadden van de bakker…..